Het wegpolderen van de geschiedenis

De Nederlandse bevolking verandert, maar in hoeverre buigt de Nederlandse identiteit mee met de veranderende demografie? Betoogd zou kunnen worden dat na de Tweede wereldoorlog de Nederlandse identiteit in belangrijke mate op de volgende pilaren heeft gesteund: 1) de Nederlandse taal 2) het slachtofferschap tijdens de Tweede Wereldoorlog 3) de tradities 4) het liberale karakter van het land (in Nederland is vrijheid en rechtvaardigheid voor alle ingezetenen gegarandeerd), 5) de heldendaden en briljante kunstuitingen van de voorvaderen gedurende ʽde gouden eeuw’.

Gezegd kan worden dat inmiddels vier van de vijf pilaren waarop de naoorlogse polderidentiteit steunt omstreden zijn. Nederland zag zichzelf gaarne als een vreedzaam, neutraal land dat op oneigenlijke gronden slachtoffer werd van het imperialisme van het Derde Rijk. Maar vergat daarbij dat het zelf reeds honderden jaren imperialisme bedreef in o.a. Indonesië als een Derde Rijk avant la lettre. Triester nog, vlak nadat Nederland zelf vijf jaar lang aan den lijve ondervonden had hoe het is om vertrapt te worden ging het zelf schaamteloos over tot een Ardennenoffensief in de gordel van Smaragd om het polderimperialisme te verdedigen. Uiteindelijk erkende Den Haag de onafhankelijkheid van Indonesië in 1949, maar de voormalige kolonie moest wel voor vier miljard florijnen in de buidel tasten aan herstelbetalingen. Van deze ʽzilvervlootʼ kon Nederland de wederopbouw financieren. Niet van de Marshallhulp, want die lening bedroeg slechts $1,1 miljard.

Op 5 december 1957 nam Indonesië wraak door de aanwezige Nederlanders het land uit te zetten en Nederlandse bedrijven te nationaliseren. Deze gebeurtenis is de geschiedenis in gegaan als de Zwarte Sinterklaas. Want het volgende punt is, hetgeen tot recentelijk de belangrijkste Nederlandse traditie was werd verkocht als een onschuldig kinderfeest maar was in werkelijkheid natuurlijk doordrenkt met het kolonialistische racisme. Bovenal, sinds de toeslagenaffaire wordt tevens het inherent rechtvaardige karakter van Nederland algemeen in twijfel getrokken. Wat de gouden eeuw betreft, was het daadwerkelijk een puur gouden eeuw of was het een eeuw van bloedgoud?

Jarenlang hebben pseudogeleerden getracht het zelfbeeld te verdedigen. In dit proces speelde bijvoorbeeld P.C. Emmer een voortrekkersrol. De school Emmer hanteert niet de methode gehanteerd door scherpzinnige geleerden (specialisten die alle data nauwkeurig afwegen en daarna naar eer en geweten zo objectief mogelijk conclusies trachten te trekken), maar eerder de insteek van sluwe advocaten. Dus academisch geschoolde mensen die alles uit de kast halen om er het beste uit te slepen voor hun cliënt. Een advocaat weet doorgaans kwa eruditie en welbespraaktheid van wanten en kan zodoende meer dan eens het vertrouwen van derden winnen. Wel, wat een sluwe advocaat tracht te bewerkstelligen in de rechtszaal pogen pseudogeleerden à la Emmer te bekokstoven met de geschiedenis: het grootst mogelijke tuig van de richel vrijpleiten middels gladde praatjes.

Desalniettemin, inmiddels hebben de steden Rotterdam, Amsterdam en Utrecht onderzoek laten doen naar hun betrokkenheid in de trans-Atlantische slavernij, en daaruit bleek dat alle drie hierboven genoemde steden er vuistdiep in zaten. Eveneens De Nederlandsche Bank heeft zichzelf onder de loep laten nemen door een team van savanten en zij concludeerden onder meer dat “elf van de zestien geldschieters die betrokken waren bij de oprichting van de bank ‘directe intensieve betrokkenheid’ hadden bij de slavernij, twee van hen waren zelfs geboren op Surinaamse plantages”. Nu dit soort onderzoeken zich steeds meer opstapelen wordt het toch steeds lastiger voor de school Emmer om met droge ogen vol te houden dat de trans-Atlantische slavernij slechts een marginale invloed heeft gehad op de Nederlandse economie.

Eveneens werd er onlangs een onderzoek geopenbaard van het NIOD dat gehakt maakt van het officiële narratief. Het narratief gesanctioneerd door de overheid was dat het Nederlandse leger slechts incidenteel over de scheef ging. Nu is er echter geconcludeerd: “Het Nederlandse leger heeft zich tijdens de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog (1945-1949) op grote schaal schuldig gemaakt aan het toepassen van extreem geweld, dat vaak bewust werd ingezet. Dit werd op alle niveaus – politiek, militair en justitieel – getolereerd.” Wel moet de kanttekening gemaakt worden dat de onderzoekers weigerden de term oorlogsmisdaden te gebruiken. Waardoor zelfs dit onderzoek een kolonialistische connotatie krijgt, aangezien er doorgaans niet geschroomd wordt door onderzoekers om van oorlogsmisdaden te spreken als de wanpraktijken van de nazi’s binnenste buiten worden gekeerd. Waarom dan ineens die terughoudendheid als de slachtoffers Aziaten zijn? Oftewel, als militairen witte mensen extreem onheus bejegenen dan heet dat oorlogsmisdaad, doet men met Aziaten hetzelfde dan gebruikt men het eufemisme extreem geweld.

Het is begrijpelijk dat Nederland het helemaal niet plezant vond om vijf jaar lang een knie in de nek te moeten verduren van het Derde Rijk en te moeten toestaan dat de nazi’s voor $137 miljoen aan goud uit de kluizen van DNB stalen. Vergeten werd echter dat Nederland zowel voor als na de Duitse kolonisatie nog veel erger te keer ging tegen mensen van kleur in overzeese wingewesten. Niet slechts vijf jaar, maar letterlijk honderden jaren achtereen. De nazi’s stalen goud van DNB, maar nu is dus gebleken dat DNB zelf grotendeels is opgericht door lieden die betrokken waren bij de slavernij. Wat inhoudt dat DNB gebouwd is op bloedgeld. Dit soort zaken passen niet in het liberale, naoorlogse zelfbeeld van de polder en tracht men daarom gaarne weg te polderen (ja, het gebeurde wel, maar bij uitzondering). Ter verdediging werd doorgaans de welbekende PC Emmer van stal gehaald wiens oeverloze geëmmer inmiddels spreekwoordelijke proporties heeft aangenomen.

DJEHUTI-ANKH-KHERU

Share and Enjoy !

Shares
Dit bericht is geplaatst in The Grapevine Publications met de tags . Bookmark de permalink.